Allereerst is de rente sterk afhankelijk van de mogelijkheden die de bank heeft om spaarders aan te trekken. Spaarders worden betaalt uit de rente die geldleners betalen aan de bank. De rente die spaarders ontvangen heet de spaarrente. De rente bij leningen moet altijd hoger zijn dan de spaarrente, anders kan de bank de spaarders en andere kosten niet betalen. Maar de rente over een lening mag ook weer niet onaantrekkelijk worden. Het is dan ook de kunst om zowel spaarders als consumenten die willen lenen een aantrekkelijke aanbieding te kunnen doen. De rente aan de hand van deze rekeningen wordt de standaardrente genoemd.
Naast de standaardrente kan er sprake zijn van renteopslag. De bank heeft in eerste instantie allerlei kosten en deze zullen door de consument betaald moeten worden. Anders kan de bank immers niet opereren. Daarnaast hebben risico's invloed op de hoogte van de rente. Loopt de bank veel risico met het uitlenen van geld, dan zal de rente over de lening hoger zijn.
Bij het geld lenen heeft ook het al dan niet aanwezig zijn van een onderpand invloed op de hoogte van de rente. Een onderpand zorgt immers voor minder risico voor de geldverstrekker, en dus kan de rente lager worden. Daarom is de hypotheekrente doorgaans lager dan de rente over een consumptieve lening en kan het aantrekkelijk zijn een zogenaamde "tweede hypotheek" consumptief in te zetten.